Onze economie is grotendeels opgebouwd uit water. Je zou denken dat dat iets is voor de Sahel-gordel of ander woestijngebied, nee, in ons eigen land is water veel en veel kostbaarder. Slagers noemen het "de gouden kraan", waarmee ze willen zeggen dat je water voor de vleesprijs kan verkopen. Gewoon wat fosfaten toevoegen en het vlees of de gehaktbal zuigt water op als een spons. Ik kan het de slagers eigenlijk niet kwalijk nemen, want water uit de kraan kan zo tientallen euro's per liter (kilo) opbrengen. Wie zou dat niet doen? De gouden kraan komen we op allerlei plaatsen tegen. Ooit een stukje kip van de supermarkt in de pan gelegd? Dat spettert als een gek omdat aan de plofkip heel wat water wordt toegevoegd. Een droge plak gekookte ham? Bijna ondenkbaar, de ham is standaard met fosfaten geïnjecteerd en/of in een tumbler met water gekneusd. Eén kilo ham wordt 1,2 kilo en dat tikt voor een fabrikant wel aan. Vis? Idem dito, met een mooi woord noemen ze dat glaceren. Groenten? Van hetzelfde laken een pak, daar noemen ze het blancheren, een deftig woord voor water toevoegen. Als je het zo bekijkt, is zelfs de duurste fles mineraalwater spotgoedkoop. Water van de slager of de visboer brengt in de handel altijd tussen 10 en 50 euro per kilo op.
Maar als ze het water nu ergens uithalen? Dan vinden we het plotseling heel erg duur. Gevriesdroogde tuinkruiden zijn voor ons veel te prijzig omdat we die met (het gewicht van)verse kruiden vergelijken. Dry aged beef is ook al zoiets. Producenten hebben het goed begrepen: voeg water toe en de mensen zijn blij, haal ergens water uit en het tegenovergestelde is waar. En zo komt het dat ongeveer 30% van ons maandelijkse inkomen wordt uitgegeven aan water. Mineraalwater niet meegerekend.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten