woensdag 8 september 2010

Over scheermesjes, bakkers en restaurateurs


Zouden scheermesjes en broodmeel uit dezelfde fabrieken komen? Vroeger hadden scheermesjes een mesje. Vanzelfsprekend, want anders zouden het geen scheermesjes zijn. Toen kwam er een slimme fabrikant die zijn spul van twee mesjes voorzag. In tv-spotjes kon je duidelijk zien dat het tweede mesje bepaald geen overbodige luxe was, je werd er op het filmpje verdorie heel wat gladder van. Vervolgens was er een concurrerende fabrikant die er nog een schepje bovenop deed: drie mesjes! Ach, dat is allemaal nostalgie. Met drie mesjes in je handvat ben je een fabrikantje van niks, een kloteproducentje, een koekwaus. Want er bestaan er al met vijf mesjes. Houdt het hier mee op? Dat is niet te verwachten. Hoewel ik me moeilijk voor kan stellen dat je een scheermes met 12 of 15 mesjes kunt hanteren, zullen ze ongetwijfeld nog ooit het daglicht zien. Want kijk maar naar brood. Toen ik klein was, bestond er bruinbrood (Tarvo, uw bakker uw dokter) voor doordeweekse dagen en witbrood (Dwarsgebakken Bums) voor de zondag. Op zeker moment werd volkorenbrood uitgevonden en toen begon de race. Er kwam tweegranenbrood, er kwam driegranenbrood. Er kwam viergranenbrood, er kwam vijfgranenbrood. Hoewel zoveel granen bijna nauwelijks bestaan, is twaalfgranenbrood al geen punt meer. Wat kunnen we ervan leren? Dat grotere getallen altijd beter scoren. Dat heeft de ook de gastronomie begrepen. De tijd dat één of twee amuses worden geserveerd, dat was in lang vervlogen tijden, ergens in de middeleeuwen. Vier is al heel normaal en eigenlijk een beetje zielig. Weet u wat? We maken van zes amuses de maatstaf. Hoewel. Dan zijn er altijd weer slimmerikjes en gluiperds die er zeven serveren. Zoals bij de scheermesjes en het brood zal de amuse-race voorlopig niet stoppen. Is méér altijd beter? Ach. Wanneer je als scheermesjesfebrikant, broodbakker of restaurateur niets beters kunt verzinnen, dan is er nog altijd de ultieme oplossing: méér.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten