dinsdag 26 november 2013

De rotzooi die we slikken

Welke stoffen zitten er in onze voeding? Koolhydraten, vetten, eiwitten, vitamines en mineralen natuurlijk. Maar daar is lang niet alles mee gezegd. Neem in de supermarkt een willekeurig product en u zult zien dat de meeste fabrikanten een waslijst aan merkwaardige ingrediënten gebruiken, meestal met een E-nummer. Die zijn in te delen in kleurstoffen, bewaarmiddelen, anti-oxydanten, textuurmiddelen, smaakversterkers, fosfaten, voedingszuren, suikervervangers, anti-klontermiddelen, rijsmiddelen, enzovoort. Gelukkig is er een kentering te bespeuren, daarover later meer. Nu hoeft u niet bij voorbaat bang te zijn van àlle merkwaardige namen en E-nummers, er zitten diverse stofjes tussen die volkomen onschuldig zijn. Kijken we naar de kleurstoffen, dan zien we dat daar heel normale dingen tussen zitten die toevallig een E-nummer hebben gekregen. Curcumine ofwel E100 is de oranjegele kleurstof die uit de curcuma-wortel ofwel geelwortel is gehaald. Het is de natuurlijk product dat al vele eeuwen in kerrie wordt gebruikt. Cochenille ofwel E120 wordt gewonnen uit de gedroogde schild van een insect. E150 is gewone caramel en E160 is niet meer dan gedroogd wortelsap. Maar pas op, veruit de meeste kleurstoffen zijn synthetisch gemaakt en die kunnen we beter weren.
De stofjes waar ikzelf de allergrootste hekel aan heb, zijn de smaakversterkers, de glutamaten. Dat komt omdat ik er hevig allergisch voor ben, ik krijg er hartkloppingen, hoge bloeddruk en hoofdpijn van. In de supermarkt worden daarom altijd àlle verpakkingen bestudeerd. Maar geloof me, wanneer er geen enkele smaakversterker (E620 t/m E635) op de verpakking staat, is dat nog geen garantie dat ik geen hartkloppingen krijg. Niet alle fabrikanten rotzooien eerlijk. Glutamaten worden door de Japanners en Chinezen al eeuwenlang gewonnen uit zeewier en met zo'n natuurlijke variant heb ik geen enkel probleem. Het punt is echter dat de natuurlijke glutamaten duur zijn, terwijl de synthetische juist bijna niets kosten. De kunstmatige smaakversterker is bijna de goedkoopste grondstof op aarde, dus kijken de heren fabrikanten niet op een grammetje.
Zijn er alternatieven voor de chemische hulpstofjes? Ja, we vinden ze in de natuur zelf. Kijken we bijvoorbeeld naar de diverse suikervervangers die we overal tegenkomen, dan mogen we daar best vraagtekens bij zetten. Zeker wanneer het om frisdranken gaat die met liters tegelijk gedronken worden. Een prachtig plantje dat véle malen de zoetkracht van suiker heeft, heet Stevia. Gewoon een piepklein vers groen blaadje in je koffie of thee doen en je hebt geen suiker nodig, laat staan suikervervangers. Dat bracht een Vlaamse plantenteler op het idee om het plantje op grote schaal te gaan kweken. De overheid kwam zijn volledige oogst vernietigen, zogenaamd omdat Stevia geen erkenningsnummer had. Insiders beweren dat daar de lobby van de suikerindustrie achter stak, de Stevia zou wel eens een bedreiging voor hen kunnen gaan vormen. Gelukkig is Stevia inmiddels goedgekeurd.
Bewaarmiddelen vormen een andere categorie. Niet allemaal zijn ze schadelijk, al hebben ze soms indrukwekkende namen. L-ascorbinezuur kennen wij in de volksmond als vitamine C, daar kan denk ik weinig mis mee zijn. Maar de meeste bewaarmiddelen zijn ronduit bedenkelijk. Hoe kunnen ze vervangen? Gewoon door naar onze grootouders te kijken en door onze koopgewoontes te veranderen. Om met onze grootouders te beginnen: die hadden geen koelkast of diepvries, ze moesten hun bewaarproblemen anders aanpakken. Diverse conserveringstechnieken zijn prima geschikt. Ik neem de weckpot als voorbeeld. Het wecken van aardbeienjam is iets wat u thuis gemakkelijk kunt doen. Gewoon aardbeien koken met suiker en pectine. Dat laatste is een natuurlijk bindmiddel waarvan grote hoeveelheden in appel zit. Om het u gemakkelijk te maken, kunt u geleisuiker kopen, daar zit de pectine al in. Je kookt dus de aardbeien, stort de hete massa in propere weckpotten, doet het deksel erop en laat de pot op zijn kop afkoelen. Geen enkel bewaarmiddel komt hieraan te pas. Waarom gebruikt de jamindustrie die middelen wel? De aardbeien die de industrie gebruikt, komen uit een ver land. Om ervoor te zorgen dat de aardbeien onderweg niet gaan gisten, doet men sulfiet in de vaten. Omdat aardbeien een witte kleur krijgen van sulfiet, wordt er in de fabriek weer kleurstof bijgedaan. Twee vieze vliegen in één klap. De luiheid van de consument werkt het gebruik van bewaarmiddelen in de hand. Men verkoopt in de supermarkt bijvoorbeeld voorgesneden sla. Is het u nooit opgevallen hoe fris die sla blijft, ook na enkele dagen, ja zelfs na een week? Dat zou u met uw zelfgesneden sla niet willen proberen. Ook zouden uw geschilde aardappelen niet mooi wit blijven, zoals in de supermarkt. Door dit soort luie onzin te kopen, roept de mensheid de bewaarmiddelen over zichzelf af.
Bindmiddelen dan. Voor het binden van uw soep of saus bestaan verschillende natuurlijke oplossingen. Mag de soep "blind" zijn dan is maîzena op zijn plaats. Of we maken een "roux" door tarwebloem met boter al roerend te garen. Maar wat doet de mensheid? Die koopt een "allesbinder" omdat zelfs maïzena mislukt. Er wordt veel gelatine gebruikt omdat de wereld vergeten is om een goede bouillon te trekken. Conclusie is dat men diverse bindmiddelen kan weren, louter door een goed kookboek te bestuderen.
Er bestaan ook hulpmiddelen die ervoor moeten zorgen dat fabrikanten meer gaan verdienen. Door toevoeging van fosfaten aan vlees kan een dorpsslager of vleeswarenindustrie heel wat water aan zijn vlees toevoegen. Voor dat water betaalt u vervolgens de vleesprijs. Negen van de tien gekookte hammen, ook als ze een duur label hebben, drijven in het water en hebben bovendien gaan smaak.
Nu kom ik op een voor mij zeer gevoelig punt: de smaakstoffen. Die werken een zodanige smaakverloedering in de hand dat de meeste consumenten niet eens meer weten hoe de natuurlijke aroma's ruiken en smaken. Aan twee kunstmatige aroma's wordt goud verdiend: vanille en truffel. Er bestaan gespecialiseerde industrieën die zich volledig richten op chemische smaakstoffen. Bent u schoenenfabrikant en wilt u schoenzolen presenteren met een bananensmaak, voor de specialisten is dat geen punt. Nu is de bananensmaak nog redelijk goedkoop, wat anders is het als het om dure stoffen gaat. Zoals vanille. U wilt niet weten in hoeveel producten vanille zit, zelf de supermarkten ruiken er volledig naar. Vanille ervaren we als een prettige stof, een klein beetje ervan kan onze kooplust opwekken. Maar ja, vanille is duur. Dus brengt de industrie een product op de markt dat men "natuuridentieke vanilline" noemt. Dat is de smaakstof vanilline die chemisch is aangemaakt. Stel voor dat dat product niet schadelijk is, dan blijft nog steeds het gevolg dat de consument vanilline als smaakreferentie heeft. Echter, natuurlijke vanille bestaat uit wel tweehonderd verschillende aromatische stoffen, waarvan vanilline er één is. Met de overige 199 maakt de consument geen kennis en dus is de smaakverloedering volkomen. Het andere voorbeeld dat ik voor de duizendste keer wil geven, is truffel. Dat is een knolletje met een zeer hoge marktwaarde. De zwarte wintertruffel uit de Périgord kost ongeveer 1.400 euro per kilo, witte Alba truffel zelf tot 6.000 euro. Het woord "truffel" is daarmee synoniem voor "duur". En dus heeft men een truffelaroma ontwikkeld uit het afval van de petrochemische industrie. In de winkel kunt u potjes truffelpesto en flesjes truffelolie kopen tegen hoge prijzen. Denk echter niet dat u van truffel gaat genieten, het zijn ordinaire, vieze, smerige producten die zonder het woord "truffel" geen cent waard zijn. Laatst proefde ik "truffelkaas" bij een authentieke kaasboerin. Ze beweerde dat er alleen echte truffel in de kaas zat, want ze had de truffeltapanade in een potje gekocht...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten