dinsdag 10 april 2012
Authentiek of nep?
Als ik een opmerking maak over het oeverloze maar vooral fantasieloze kopieergedrag van tegenwoordig, krijg ik de kokswereld over me heen. Er wordt onmiddellijk verwezen naar andere Kunsten waarbij kopiëren normaal is. Welnu, laten we dat dan eens van dichtbij bekijken, te beginnen met de schilderkunst.
Voor elk ambacht, dus ook voor een schilder, is het doodnormaal dat hij zijn inspiratie haalt uit hetgeen zijn zintuigen waarnemen. Uiteraard haalt hij een stevige portie inspiratie bij zijn collega's vandaan. Hij ziet wat andere doen en past zich beetje bij beetje op zijn grote voorbeelden aan. Dat is van alle tijden. Rembrandt zal veel schilders hebben geïnspireerd tot het werken met licht en de schaduw. De naäperij die dat opleverde, ligt op rommelmarkten te koop. We kennen stromingen zoals de Haagse school, maar daarin had elke schilder zijn eigenheid, het waren absoluut geen kopieën van elkaar hoewel ze dezelfde inspiratiebron hadden. Toen Van Gogh het impressionisme inluidde, werden de meeste schilders meer expressief, er gebeurde wat, ze deden er hun voordeel mee. Degenen die Van Gogh echt gingen kopiëren, hun werken liggen te koop op rommelmarkten. Mondriaan was ook zo iemand die de schilderswereld een beetje veranderde. Hij is bekend om zijn geometrisch-abstacte lijnen, dat was het gevolg van steeds opnieuw minimaliseren van een zelfde onderwerp. Als je kleurige vlakken van Mondriaan bekijkt, is je eerste dedachte: dat kan ik ook. En inderdaad heeft hij diverse immitators gehad die kleurige vlakjes gingen maken. Hun werken zijn te koop op rommelmarkten. Barnett Newman was ook zo'n vernieuwer. Who's Afraid of Red is een schilderij met één kleur. Diverse dorpsschilders gingen hun doeken egaal rood of egaal blauw verven, hun werken liggen op rommelmarkten te koop. En zo kan ik oeverloos doorgaan, er zijn duizenden voorbeelden van schilders die door hun eigenzinnigheid een inspiratiebron voor anderen werden, en gelukkig maar. Telkens kon je achteraf meten wie geïnspireerd raakte en wie kopieerde. De eerste categorie wordt verkocht op dure veilingen, de tweede op rommelmarkten. In wezen is het telkens het verschil tussen authenticiteit en nep.
Kijken we naar de muziek dan zien we hetzelfde beeld. Händel en Bach werden in hetzelfde jaar geboren en inspireerden elkaar. Dat het allebei grote meneren werden, komt omdat ze elk hun eigen richting gingen. Toen begin jaren zestig plotseling The Beatles uit het niets opdoken, kwamen ze met een muzikale vernieuwing van de bovenste plank, met een totaal ander ritme dan we kenden. Onmiddellijk werden ze een inspiratiebron voor velen. In Engeland ontstond de Merseybeat, een stroming waarbij honderden zo niet duizenden bandjes de Beatles gingen nadoen. De Beatle-kopieën gingen al meteen naar de rommelmarkt, de muzikanten die zich uitsluitend lieten inspireren, hoor je vijftig jaar later nog elke dag op de radio. Phil Spector vond de Wall of sound uit, daar gold hetzelfde voor. Motown idem. Als we op de radio een plaatje horen, weten we nauwkeurig aan te geven wat authentiek is en wat nep.
Terugkomend op de gastronomie zie ik veel nep en weinig authenticiteit rond me heen. Veruit de meeste chefs proberen Rembrandt, Van Gogh en Mondriaan zo nauwkeurig mogelijk te kopiëren. Hun "werkjes" liggen straks op de rommelmarkt te koop.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten