Aanstaande donderdagochtend vertrek ik naar Assen om er als kwartiermaker van Le Village Saisonnier te fungeren. De opbouw van een beurs wil ik altijd meemaken. Je kunt daarmee een hoop ellende verkomen, altijd wordt er wel een tekening verkeerd gelezen of zo. Le Village Saisonnier, ik kijk er oprecht en met warme gevoelens naar uit. Al minstens drie maanden zijn we er volop mee bezig geweest. Een aangepast concept tekenen, deelnemers vinden, de hele infrastructuur tot en met ijsblokjesmachine en afwaskeuken vinden, plannen dat straks de stopcontacten op de goede plaatsen zitten, er gaat heel wat vooraf aan een driedaags evenement. In wezen is het vergelijkbaar met het bouwen van een huis. De laatste week waren onze mannen vooral bezig met de bestellingen van grondstoffen, het maken van een draaiboek om te zorgen dat al onze standhouders de juiste culinaire aandacht krijgen, vele tientallen chefs inplannen, de laatste hardware bestellen en het vervoer regelen. We hebben er ditmaal zelfs voor gekozen om een grote koelwagen te huren.
Ooit ging alles heel anders. In 1997, Saisonnier bestond één jaar, stapte ik in de auto om eens een kijkje te nemen op de horecabeurs in Zuidlaren. Het was dermate gezellig en ik leerde zodanig veel nieuwe vrienden kennen dat ik besloot om een hotel te nemen en een paar dagen te blijven. In 1998 deden we zelf voor het eerst aan de beurs mee. Carine en ik hadden nog geen personeel en geen beursinrichting. We huurden een berlingootje en gingen op pad met onze plastic tuinmeubeltjes. We wilden graag bij de wedstrijden staan dus stelden we onze tafel (we hadden nog geen stand) in de wedstrijdhal op. Dat werd aanvankelijk een trieste bedoeling, want op maandag bleken er geen wedstrijden te zijn. Dus sjouwden we onze tafel naar een gangpad waar passanten waren. Al overpeinzend kwam ik tot de conclusie dat die maandag een mooie dag voor onszelf zou kunnen zijn. Een jaar later, in 1999, introduceerden we onze Grand Prix Saisonnier, een à la minute wedstrijd tussen Nederlandse, Belgische en Franse chefs. De opdracht was om een aangewezen klassieker uit de Escoffier om te bouwen tot modern. Te midden van de wedstrijdchefs stond de beroemde Belgische chef Eddie Van Maele het betreffende gerecht puur klassiek te koken. Het werd een eclatant succes. Zodanig zelfs dat ik het volgende jaar de volledige wedstrijdhal ter beschikking kreeg om mijn eigen feestje te bouwen. Ik noemde het "Le Village Saisonnier". Het is onvoorstelbaar dat Carine en ik alles zonder personeel voor elkaar kregen, samen organiseerden we een beursje binnen een beurs en een serieuze wedstrijd. We hebben dat heel wat jaartjes volgehouden en steeds werd het een stukje eenvoudiger omdat we medewerkers kregen. Le Village Saisonnier werd altijd alleen in Zuidlaren gehouden, slechts één keer deden we een zijstap en organiseerden we in Zwolle een serieus gastronomisch evenement. Dat was meen ik in 2004.
Toen de beurs van Zuidlaren zijn deuren definitief sloot, kwam er een einde aan Le Village Saisonnier en ook aan de Grand Prix. Intussen waren we in Maastricht op de EFFF bezig en dat vergde onnoemelijk veel energie. Maar altijd bleef het dromen van mijn dorpje bestaan. Gelukkig werd er op het TT circuit van Assen een nieuw beursgebouw neergezet en kwam de horecabeurs terug, inclusief het roemrijke wedstrijdprogramma. Twee jaar geleden bouwden we op de beursvloer een bescheiden dorpje dat vorig jaar verdubbelde. Dit jaar is Le Village alweer tweemaal zo groot als vorig jaar. Begrijpt u nu waarom ik me zo verheug? Le Village is een stukje van onszelf dat parallel loopt met de bestaansgeschiedenis van Saisonnier. De plastic tuinmeubeltjes van toen zijn een geöliede machine van een fanatiek team geworden, maar de sfeer is onveranderd gebleven. Het is de sfeer van onze eigen huiskamer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten