De mensheid is altijd op zoek naar een beter leven en in alle culturen wordt beter leven geassocieerd met luxe. Omdat in de grote stad de neonlichtjes branden en de etalages rijkelijk gevuld zijn, is het de droom van velen om naar de stad te trekken. Momenteel zien we dat in ontwikkelingslanden gebeuren: mensen proberen de armoede van het platteland te ontvluchten. Ze beseffen op dat moment nog niet dat ze in een veel grotere armoede terechtkomen. Ook in onze streken gebeurde dat ooit. De arme zandboertjes trokken naar Gent of Tilburg om in de textielindustrie te gaan werken, de Drentse plaggenhutten werden verruild voor een huisje in de buurt van de Eindhovense lampjesfabriek. Het gevolg, overal ter wereld, is dat het platteland is leeggelopen. Daardoor hebben de dorpen minder te bieden, waardoor afgestudeerde jongeren niet naar hun dorp teruggaan. De leegloop van het platteland blijft daardoor steeds voortduren, het is een continuproces.
Dit overdenk ik allemaal nu ik in Saint-Pompon zit, want hier is het wel heel sterk te zien. Een eeuw geleden telde het dorp nog zo'n 2.500 zielen, maar de afgang was door de druifluis (die de hele wijnbouw vernietigde) al ingezet. Aan het begin van de eerste wereldoorlog werden alle volwassen mannen opgeroepen, slechts weinigen keerden van het slagveld terug. De tweede wereldoorlog deed daar nog een schepje bovenop. Toen kwam het rampjaar 1956 waarin het lang tijd 20 graden vroor. De fruit-, noten- en olijfbomen, alles werd door de kou vernietigd. Steeds meer mensen trokken naar de steden om hun geluk te beproeven. Vorig jaar telde Saint-Pompon nog 80 inwoners, vandaag zijn het er 70. Kinderen die gaan studeren, komen niet meer terug, ze blijven in Bordeaux of Parijs hangen. De ouderen worden ouder en overlijden, hun lege plaatsen worden niet meer opgevuld. Ik vraag me af hoelang de middenstand het nog zal uithouden. We zijn in ons kleine dorpje gezegend met een bakker, een slager, een aphoteek, een postkantoortje, een kleine superette, een benzinepomp die alleen diesel geeft, een smid, twee cafeetjes en twee restaurantjes. God zij dank hebben die in de zomerperiode nog enige klandizie van de twee plaatselijke campings, dat geeft een klein beetje adem.
Nu kom ik aan de kern van mijn betoog: de krop sla van gisteren. Carine doet tussendoor kleine boodschappen in de plaatselijke superette, gisteren kocht ze een krop sla. De winkelier ging die in het magazijn halen omdat hij ze niet meer in de winkel durfde te leggen, en besproeide de krop snel even met water om het ding een frisser uiterlijk te geven. Het gevolg was dat we gisterenavond kauwgom aten. Kunnen we dat de man kwalijk nemen? Nee. Moeten we daarom voortaan de superette mijden? Nee. Zelfs heb ik het er voor over om mijn hele leven kauwgomsla te eten, op voorwaarde dat het superetteke openblijft. Op het platteland moeten we de middenstand op de been houden. Zo niet, dan zal er straks geen winkeltje meer zijn. De afgang van het dorp is dan helemaal compleet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten